02. Uit bijna niets
Ik hoor de mensen spreken en ik boots
hun woorden na, hoewel ik ze verknip.
Maar als ik, stiekem en doortrapt, desnoods
het innerlijk der taal nu binnenglip?
Vermoedens van besef, doorkruisend schots
en scheef mijn geest, staan stil op onbegrip:
een vleug betekenis verkleint tot stip.
Hoe komt hereniging uit iets kapots?
Maar zin en onzin, beide leg ik vast,
ik hou ze aan het lijntje. Of ik mix
ze tot een eenheid, mengsel uit kontrast.
Ik moet weer leren spreken uit het niks.
Speelt nu het woord straks in zijn poppenkast
misschien als predikant? Als kruis? Als X?
Februari 1987